Discriminatie wegens zwangerschap?

woensdag 3 januari 2024

Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom

Een werkgever verlengt de tijdelijke arbeidsovereenkomst van een zwangere werkneemster niet. Is sprake van discriminatie wegens zwangerschap? Over die vraag sprak de kantonrechter in Almere zich onlangs uit.

De feiten

De werkneemster treedt op 11 juli 2022 op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van zeven maanden in dienst van werkgever. In december 2022 vindt een functioneringsgesprek plaats. Werkneemster geeft daarin een aantal doelen aan waarin zij zich verder wel ontwikkelen. Per brief van 20 december 2022 laat de werkgever aan werkneemster weten dat haar arbeidsovereenkomst per 1 maart 2023 met zeven maanden zal worden verlengd. De brief vermeldt onder meer dat de werkgever blij is dat beiden de intentie hebben een langdurig dienstverband aan te gaan.

In januari 2023 wordt de werkneemster zwanger en vervolgens ziek vanwege haar zwangerschap. Op 27 juli 2023 meldt de werkgever per brief aan de werkneemster dat haar arbeidsovereenkomst per 30 september 2023 niet zal worden verlengd. Ook na een vraag van de werkneemster legt de werkgever niet uit waarom de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Wel bezoekt de leidinggevende van de werkneemster haar op 28 juli 2023 in het ziekenhuis. Dezelfde dag doet hij daarvan per e-mail verslag aan de HR-manager. De e-mail vermeldt dat geen woord is gezegd over de zwangerschap of afwezigheid van werkneemster.

De werkneemster vindt dat haar werkgever verboden onderscheid maakt door haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen vanwege zwangerschap en/of chronische ziekte. Zij verzoekt aan de kantonrechter in Almere een billijke vergoeding, bestaande uit materiële en immateriële schade. Ook verzoekt zij om vergoeding van haar volledige advocaatkosten. Zij beroept zich op artikel 7:646 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) en op artikel 4, aanhef en onder b Wet Gelijke Behandeling handicap/chronische ziekte.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter oordeelt dat de werknemer die meent dat sprake is van verboden onderscheid een begin van bewijs moet aandragen dat sprake is van discriminatie. Als de werknemer daaraan voldoet, moet vervolgens de werkgever bewijzen dat geen sprake is van discriminatie. Dit staat in artikel 7:646 lid 12 BW. De werkneemster is erin geslaagd om een begin van bewijs aan te dragen. Daarvoor noemt de kantonrechter de volgende redenen.

Het is duidelijk dat de werkgever tevreden was over het functioneren van werkneemster en de intentie had om een langdurig dienstverband aan te gaan. Zonder opgaaf van redenen werd echter de arbeidsovereenkomst niet verlengd. Een werkgever is niet verplicht om daarvoor een reden te geven. Maar de manier waarop werd gecommuniceerd roept wel de nodige vraagtekens op.

Ook is het opmerkelijk dat de leidinggevende van de werkneemster na het bezoek in het ziekenhuis per e-mail aan de HR-manager benadrukte niets te hebben gezegd tegen werkneemster over haar zwangerschap en afwezigheid als reden voor het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst.

Aangezien vermoedelijk sprake is van discriminatie vanwege zwangerschap en/of ziekte, moet de werkgever aantonen dat daarvan geen sprake is. De werkgever stelt dat sprake is van een samenloop van omstandigheden waarom de arbeidsovereenkomst niet werd verlengd. Onder meer waren er aandachtspunten betreffende het functioneren van werkneemster. De kantonrechter gaat daarin niet mee. De werkneemster had zelf die aandachtspunten naar voren gebracht als punten waaraan zij wilde werken. En zij deed dit terwijl zij nog maar vier maanden voor werkgever werkte.

Billijke vergoeding

Op grond van artikel 7:673 lid 9 BW maakt de werkneemster aanspraak op een billijke vergoeding. Dit artikel is van toepassing als de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld bij het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter kent een billijke vergoeding toe van in totaal € 5.633,80 bruto. Daarvan is € 2.500,00 bedoeld voor immateriële schadevergoeding. Volgens Europese rechtspraak geeft discriminatie op zich recht op immateriële schadevergoeding, en is daarvoor niet vereist dat sprake is van geestelijk letsel.

Behalve de billijke vergoeding van € 5.633,80 bruto moet de werkgever ook proceskosten voor het bedrag van € 1.618,00 aan werkneemster betalen.

Slot

Bent u werkgever of werknemer? En heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan contact met ons op door te bellen naar 0180 – 47 26 75. Of stuur een e-mail naar info@groenenboomadvocaat.nl. Wij helpen u graag!

De uitspraak vindt u hier

Deel dit bericht via