Wat mag niet in Algemene Voorwaarden? Enkele bedingen uit de ‘zwarte lijst’, deel 1.

maandag 17 juni 2013

Niet alles wat in algemene voorwaarden kan worden bepaald, is rechtsgeldig. Bedingen mogen bijvoorbeeld niet in strijd zijn met de zogenaamde ‘zwarte lijst’. De zwarte lijst is een lijst van ‘verboden bedingen’ die in boek 6 artikel 236 van het Burgerlijk Wetboek zijn opgenomen.

Artikel 236 heeft betrekking op overeenkomsten die bedrijven sluiten met consumenten. Hierbij moet worden bedacht dat in rechte ook kleine ondernemers als consument kunnen worden beschouwd. Dat heet de zogenaamde ‘reflexwerking’ van de zwarte lijst. Dus ook wanneer u veel met kleine bedrijven zaken doet, doet u er goed aan rekening te houden met de zwarte lijst bij het opstellen van uw algemene voorwaarden.

Wettelijke bevoegdheden mogen de klant niet worden ontnomen.
De zwarte lijst telt onderdelen die elk een letter hebben, van a tot en met s. In dit blog wordt stilgestaan bij onderdeel b. Daarin staat dat een beding als “onredelijk bezwarend” wordt aangemerkt waarin bepaalde wettelijke rechten van de klant om de overeenkomst op te schorten of te ontbinden worden uitgesloten of beperkt. Het gaat om de rechten die zijn genoemd in boek 6 artikel 261 tot en met 279 van het Burgerlijk Wetboek. Opschorten van de overeenkomst betekent dat de klant een deel van zijn verplichtingen niet na hoeft te komen, als ook de opdrachtgever zijn verplichtingen uit de overeenkomst voor een deel niet nakomt.

Enkele voorbeelden van ‘verboden bedingen’.
Welke bedingen vallen onder het verbod van art. 236 onderdeel b? Enkele voorbeelden zijn:

  1. Het beding dat een bepaalde tekortkoming in de nakoming van de afspraken vanwege haar bijzondere aard of geringe betekenis niet mag leiden tot ontbinding van de overeenkomst, terwijl diezelfde tekortkoming zonder deze voorwaarde wel tot ontbinding van de overeenkomst zou leiden. Denk bijv. aan het beding in de algemene voorwaarden van een autoverkoper waarin wordt gesteld dat het leveren van een vijfdeursauto terwijl een driedeursauto was besteld niet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst omdat het gaat om een ‘geringe’ afwijking van de overeenkomst.
  2. Het beding dat de wederpartij (klant) de bevoegdheid ontneemt om met een buitengerechtelijke verklaring de overeenkomst te ontbinden. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat een dienstverlener zelf in gebreke blijft om aan zijn of haar verplichtingen te voldoen. Het mag dan niet zo zijn dat op grond van de algemene voorwaarden de klant niet de mogelijkheid heeft om de overeenkomst te ontbinden door een buitengerechtelijke verklaring, dat houdt in een schriftelijke verklaring dat de klant de overeenkomst voor ontbonden verklaart.
  3. Het beding dat de wederpartij het recht ontneemt op gedeeltelijke ontbinding. Door zo’n beding wordt de bevoegdheid die iemand heeft op grond van boek 6 artikel 270 Burgerlijk Wetboek ingeperkt. Daarin staat dat, wanneer een overeenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden, de wederzijdse prestaties naar evenredigheid verminderd worden. Die bevoegdheid mag de klant niet worden ontnomen.
  4. Het beding dat de wederpartij (klant) geen recht heeft op restitutie van het gepresteerde, bijvoorbeeld op terugbetaling van het reeds betaalde deel van de prijs. Op grond van boek 6 artikel 271 BW heeft de klant daar recht op. Dat recht kan de klant niet worden ontnomen.

Tot slot.
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen over de inhoud van uw algemene voorwaarden of die van een partij waarmee u zaken doet? Neem dan contact op via 06 - 338 24 563 of stuur een e-mail naar info@groenenboomadvocaat.nl

Deel dit bericht via