Recht op duurdere leaseauto?

donderdag 22 november 2018

Werkgever wil dat zijn werknemer voortaan in een goedkopere leaseauto rijdt. Dat bespaart kosten. Werknemer weigert het voorstel van zijn werkgever. Bij de kantonrechter te Utrecht eist hij dat hij een duurdere leaseauto mag blijven gebruiken. Hoe beoordeelt de kantonrechter dit?

De feiten
Werknemer rijdt voor zijn werkgever 60.000 kilometer per jaar. In de arbeidsovereenkomst van werknemer staat dat hij recht heeft op een leaseauto uit categorie 3. Dit betekent dat hij een leaseauto mag uitkiezen met een cataloguswaarde tussen de € 35.000 en € 45.000. De arbeidsovereenkomst bevat geen eenzijdig wijzigingsbeding in de zin van artikel 7:613 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat werkgever zich niet het recht voorbehield om eenzijdig een ‘billijke’ wijziging van de arbeidsvoorwaarden door te voeren.

In juni 2016 wordt het bedrijf van werkgever overgenomen. De nieuwe organisatie wil kosten besparen en voert daartoe een nieuwe autoregeling in. Het gevolg daarvan voor werknemer is, dat hij nog slechts recht heeft op een leaseauto uit categorie 5. Dit betekent dat hij een leaseauto mag kiezen met een maximale waarde van € 25.000. Dat is bijna de helft minder dan de waarde van de leaseauto die hij heeft. Werknemer weigert dan ook om van de nieuwe regeling gebruik te maken. Werkgever biedt als tegemoetkoming aan om nog vier jaar gebruik te maken van een leaseauto uit categorie 4, met een maximale waarde van € 35.000. Ook daar gaat werknemer niet mee akkoord.

Werknemer daagt zijn werkgever voor de kantonrechter. Daar stelt hij dat werkgever niet het recht heeft om eenzijdig zijn arbeidsvoorwaarden te wijzigen. Van hem kan in redelijkheid niet worden gevraagd dat hij zich bij de nieuwe autoregeling neerlegt. Voor hem is de auto (een verlengstuk van) zijn werkplek. Omdat hij lange afstanden rijdt, moet zijn auto aan hoge eisen van comfort en veiligheid voldoen. Vindt de werknemer.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt voorop dat een werknemer zijn werkgever mag houden aan wat in de arbeidsovereenkomst staat. Onder omstandigheden kan werknemer echter verplicht zijn om op grond van goed werknemerschap in de zin van artikel 7:611 BW een wijziging van de arbeidsvoorwaarden te accepteren. Daar gelden echter wel regels voor.

In de eerste plaats moet het voorstel van werkgever in overeenstemming zijn met de norm van goed werkgeverschap. In de tweede plaats moet het voorstel van werkgever redelijk zijn. Bij de beoordeling of het voorstel van werkgever redelijk is, kijkt de rechter naar alle omstandigheden van het geval. En in de derde plaats geldt dat de werknemer het voorstel van werkgever in redelijkheid zou moeten aanvaarden. Het voorstel van de werkgever moet aan elk van de drie genoemde criteria voldoen.

Werkgever motiveert de wijziging van de autoregeling met een verwijzing naar het belang van een eenvoudiger en efficiënter beheer van het wagenpark. Maar werkgever onderbouwt dit verder niet. Daarom gaat de kantonrechter er van uit dat het per werknemer telkens om een individuele afweging gaat.

Vervolgens weegt de kantonrechter het financiële belang van werkgever af tegen het belang van werknemer. Werkgever bespaart met de nieuwe autoregeling per maand € 280,00 aan leasekosten voor werknemer. Daar staat tegenover dat werknemer per jaar 60.000 kilometer rijdt. Hij maakt dus veel zakelijke kilometers. De kantonrechter noemt het een feit van algemene bekendheid dat het rijden van lange afstanden het nodige vergt van een autobestuurder. En een auto in het duurdere segment biedt beduidend meer comfort en veiligheid dan een auto in het lagere segment. Als dat niet zo was, zou het prijsverschil tussen auto’s uit de verschillende segmenten niet te handhaven zijn. Vanwege de aard van de functie van werknemer en het belang van de leaseauto voor hem als werkplek oordeelt de kantonrechter dat het belang van werknemer de doorslag geeft. Als goed werknemer hoefde hij het voorstel van werkgever niet te accepteren.

Slot
Stel dat in de arbeidsovereenkomst van de werknemer niet stond dat hij recht heeft op een leaseauto van categorie 3. Zou hij ook dan door de kantonrechter in het gelijk zijn gesteld? Waarschijnlijk wel, gelet op de uitspraak van de kantonrechter te Utrecht van 25 juli 2018 waarover deze eerdere blog gaat. Zeker als werknemer vanaf de datum van indiensttreding, ergens in 2002, steeds een duurdere leaseauto kreeg. Op grond van de door de Hoge Raad ontwikkelde criteria in het arrest FNV/Pontmeyer maakt de leaseauto dan al gauw onderdeel uit van de arbeidsvoorwaarden. Over de criteria van de Hoge Raad leest u hier meer.

Heeft u te maken met een kwestie over een leaseauto? Of over andere arbeidsvoorwaarden? Schroom dan niet en bel naar 06 – 338 24 563. Of stuur een e-mail aan harry@groenenboomadvocaat.nl. Wij helpen u graag!

De hele uitspraak leest u hier

Deel dit bericht via