Werknemer moet € 45.581,01 studiekosten aan werkgever terugbetalen

zaterdag 4 februari 2023

Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom

Werkgever eist terugbetaling van studiekosten op grond van een studiekostenbeding. Terecht? Over die vraag sprak de kantonrechter te Zwolle zich onlangs uit.

De feiten

Een man treedt per 1 februari 2020 in dienst bij arbodienst Argon in de functie van Assistent Geneeskundige Niet In Opleiding (ANIOS). De arbeidsovereenkomst bevat een studiekostenbeding dat betrekking heeft op de opleiding tot bedrijfsarts. Het beding vermeldt dat de kosten daarvoor € 47.000,00 bedragen. Ook vermeldt het dat dit bedrag kan worden verhoogd als de werknemer werktijd aan zijn opleiding besteedt. Daarnaast worden nog kosten voor supervisie en intervisie als opleidingskosten in het beding vermeld.

Per 1 september 2020 krijgt de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als Arts In Opleiding tot Specialist (AIOS). De arbeidsovereenkomst bevat hetzelfde studiekostenbeding.

Werknemer verzoekt in december 2021 om een overzicht van de studiekosten maar krijgt die niet. Per brief van 30 december 2021 zegt de AIOS zijn arbeidsovereenkomst op om in dienst te treden bij een andere arbodienst. De werkgever probeert hem te bewegen om toch te blijven, maar tevergeefs.

Vervolgens stuurt de werkgever een factuur van € 76.969,44 aan terug te betalen studiekosten. Die betaalt de werknemer niet. Argon wendt zich vervolgens tot de kantonrechter te Zwolle. En eist betaling van € 72.966,32 aan opleidingskosten en € 4.543,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.

Oordeel kantonrechter

De werknemer stelt dat het studiekostenbeding nietig is op grond van artikel 7:611a Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin staat dat de werknemer recht heeft op kosteloze scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie. Deze scholing dient plaats te vinden in de tijd van de werkgever. De kantonrechter gaat niet mee in het betoog van de werknemer. Artikel 611a lid 2 en 4 zijn het gevolg van de implementatie van de EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat beroepsopleidingen niet onder dit wetsartikel vallen. Wat die zogenaamde gereglementeerde beroepen zijn, is vastgelegd in de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen. De opleiding voor bedrijfsarts is daarin vermeld.

Aangezien artikel 7:611a BW niet op de situatie van deze werknemer van toepassing is, mag een werkgever dus afspraken maken met een werknemer over terugbetaling van opleidingskosten. Het studiekostenbeding moet wel aangeven hoe lang de terugbetalingsverplichting geldt. En ook hoe hoog het bedrag is dat de werknemer moet betalen. Want hoe langer een werknemer in dienst blijft, hoe langer de werkgever voordeel heeft van de scholing van de werknemer. Dit laatste betekent dat de werknemer met het verstrijken van de tijd steeds minder moet terugbetalen. Deze regels gaan terug op het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1983 (Muller/Van Opzeeland).

Het studiekostenbeding voldoet aan de eisen die de Hoge Raad daaraan stelt. Het studiekostenbeding is dus geldig. De werknemer moet daarom € 17.354,17 aan opleidingskosten betalen plus € 18.226,84 aan kosten voor de werktijd die hij aan de opleiding besteedde.

De werknemer stelt dat het studiekostenbeding voor hem niet voldoende duidelijk was. De kosten voor supervisie waren niet helder, en pas na het einde van de arbeidsovereenkomst vernam de werknemer hoe hoog die kosten zijn.

Op dit punt stelt de kantonrechter de werknemer in het gelijk. Het studiekostenbeding zegt wel dat er kosten voor supervisie betaald moeten worden, maar geeft geen enkele indicatie van de hoogte daarvan. Wel wist de werknemer dat ook daarvoor kosten in rekening zouden worden gebracht. Tegenover de kantonrechter geeft de werknemer aan dat hij rekening hield met een bedrag van € 10.000,00. Daarom rekent de kantonrechter dit bedrag als kosten voor supervisie.

De werknemer moet dus € 17.354,17 plus € 18.226,84 plus € 10.000,00 terugbetalen, wat uitkomt op een bedrag van € 45.581,01. Dit is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, zoals de werknemer stelt. Want een bedrijfsarts zal een goed salaris verdienen. Bovendien kreeg de werknemer de kans om gewoon in dienst te blijven nadat hij zijn baan opzegde. Wanneer hij dat gedaan had, zouden de terug te betalen studiekosten veel lager zijn geworden.

Slot

Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen over een studiekostenbeding? Neem dan contact op door te bellen naar 0180- 47 26 75. Of stuur een e-mail naar info@groenenboomadvocaat.nl. Wij helpen u graag.

De uitspraak vindt u hier

Deel dit bericht via