Geen recht op transitievergoeding bij beëindiging slapend dienstverband

zaterdag 22 februari 2020

Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom

In de tijd voor 1 juli 2015 gold niet de verplichting om bij beëindiging van een slapend dienstverband een transitievergoeding te betalen. Uit een uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter van 19 februari blijkt dat daarom ook nu bij beëindiging van een slapend dienstverband geen transitievergoeding verschuldigd is.

Van een slapend dienstverband is sprake als een werknemer meer dan twee jaar ziek is en daarom een uitkering ontvangt. De werkgever betaalt voor die werknemer dan geen loon meer en de werknemer verricht geen werkzaamheden meer voor de werkgever. Maar toch laat de werkgever de arbeidsovereenkomst in stand. Aangezien de arbeidsovereenkomst eigenlijk inhoudsloos is geworden, spreekt men van een 'slapend' dienstverband.

De feiten
Werkgever treedt in 1979 in dienst van werkgever. Op 7 december 2010 valt hij ziek uit. Vanaf 4 december 2012 krijgt werknemer een WGA-uitkering wegens 100% arbeidsongeschiktheid en staakt werkgever de loondoorbetaling.

Werkgever vraagt in 2015 een herbeoordeling aan bij het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid van werknemer opnieuw te doen vaststellen. Het UWV stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 72,7%.

Per 31 augustus 2018 beoordeelt het UWV werknemer opnieuw. Het UWV stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 100%. Werknemer krijgt een IVA-uitkering.

Per brief van 22 juli 2019 vraagt werknemer aan werkgever om het slapend dienstverband met hem te beëindigen onder betaling van een transitievergoeding. Werkgever weigert dit.

Werknemer verzoekt de kantonrechter vervolgens om werkgever te veroordelen om in te stemmen met beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ook verzoekt hij om toekenning van een transitievergoeding van € 89.040,93.

Werknemer onderbouwt zijn vordering met de stelling dat werkgever op grond van goed werkgeverschap verplicht is om mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanaf de dag dat deze bevoegd was om tot opzegging over te gaan wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Volgens de werknemer is dat vanaf 31 augustus 2018. Want volgens hem blijkt dan dat werknemer geen re-integratiemogelijkheden meer heeft. De werknemer beroept zich hierbij op het arrest van de Hoge Raad van 8 november 2019 (het ‘Xella arrest’) waarover deze eerdere blog gaat. Dat werkgever geen compensatie krijgt voor de transitievergoeding op grond van de Wet compensatieregeling transitievergoeding maakt dat volgens werknemer niet anders.

Werkgever stelt dat zij op grond van het Xella-arrest niet verplicht is om mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarbij verwijst werkgever onder meer naar een door de Hoge Raad geformuleerde uitzonderingsgrond in dat arrest, namelijk dat werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat werkgever op grond van het beginsel van goed werkgeverschap niet verplicht is om mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband van werknemer. En dus ook niet een transitievergoeding hoeft te betalen aan werknemer. De kantonrechter motiveert dit als volgt.

De kantonrechter legt de Wet compensatieregeling transitievergoeding (zie deze blog) in samenhang met het Xella-arrest als volgt uit. Daarbij richt de kantonrechter zich met name naar het nieuwe artikel 7:673e Burgerlijk Wetboek.

Een werkgever heeft recht op compensatie van de transitievergoeding als de werkgever een transitievergoeding moet betalen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag volgende op die waarop werkgever het recht krijgt de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid te beëindigen. In de regel is dat dus na twee jaar ziekte van de werknemer. Voorwaarde daarbij is dat de datum waarop de werkgever de arbeidsovereenkomst kan beëindigen op of na 1 juli 2015 ligt. Want voor 1 juli 2015 bestond het recht op transitievergoeding niet.

De kantonrechter oordeelt verder dat werknemer sinds 4 december 2012 honderd procent arbeidsongeschikt is en een WGA-uitkering ontvangt. Per die datum staakt werkgever de loondoorbetaling en verricht werknemer geen werkzaamheden meer voor werkgever. Dat een herkeuring jaren later, in 2015, uitwijst dat werknemer nog wel wat werk kan doen, doet niet af aan het feit dat werkgever per 4 december 2012 de arbeidsovereenkomst met werknemer kon beëindigen.

Aangezien de datum van 4 december 2012 voor 1 juli 2015 ligt, hoefde werkgever toen geen transitievergoeding te betalen. En daarom hoeft hij dat ook nu niet te doen.

De uitkomst is dat de kantonrechter het verzoek van werknemer om werkgever te verplichten om mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder betaling van een transitievergoeding afwijst.

Betekenis uitspraak
Deze uitspraak staat niet op zichzelf. De rechtbank Midden-Nederland kwam op dezelfde dag in een kort geding procedure tot een vergelijkbaar oordeel. Ook deze legt de Wet compensatieregeling transitievergoeding zo uit dat gevallen van voor 1 juli 2015 daar niet onder vallen. Daarmee lijkt zich het begin van een lijn af te tekenen in de rechtspraak.

Voor werkgevers met een werknemer die voor 1 juli 2015 meer dan twee jaar ziek was en daarom ontslagen mocht worden, is deze rechtspraak goed nieuws. Zij zijn niet verplicht een transitievergoeding mee te geven bij beëindiging van het dienstverband.

Slot
Heeft u vragen over een slapend dienstverband? Bel dan naar 06-338 24 563. Of stuur een e-mail aan info@groenenboomadvocaat.nl.

De hier besproken uitspraak vindt u hier.

Deel dit bericht via